Als we wakker worden schijnt de zon (die hadden we al twee dagen niet gezien), maar de wind blaast nog steeds erbarmelijk hard. Maar de tent heeft het aardig goed gehouden, dus we durven het wel aan om bij dit prachtige weer de fjord verder te ontdekken. We gaan naar Vaðlavík, een bijna geheel verlaten stukje IJsland met alleen een trekkershut en een stuk of drie oude familie huizen, die nu als zomerhuisjes dienst doen. De weg is best heftig, met een aantal milde rivierdoorsteken, goeie kuilen en vooral nogal scherpe dalingen cq stijgingen, door een landschap van vele watervallen, grillige bergtoppen en oneindige vlaktes lupines. Onze oude Chevy doet het allemaal prima. We blijven bijna in de blubber steken (en hulptroepen zijn hier niet echt dichtbij), maar door het goeie stuurwerk van Robbert en mijn zeer belangrijke aanwijzingen (haha) komen we eruit en mogen de kinderen weer instappen. We wilden eigenlijk tot aan de kust komen, maar dat lukt (weer) niet en dus besluiten we de auto een stuk terug langs de weg te zetten en de berg te beklimmen. We lopen tussen de lupines, over het zachte verende mos en door de stromende beek naar boven en worden beloond met een adembenemend uitzicht. De zee, het strand, de bergen, het meertje met vele vogels en een kudde schapen, die we zelf tot bovenaan horen blaten, we worden er even stil van. Aan deze kant is er ook nauwelijks wind en in de zon is het heerlijk warm. Maar ook echt maar even het gespuis wordt alweer ongeduldig en ze willen naar beneden. Na een paar slokken water en wat chocolade vertrekken de kinderen op eigen houtje naar beneden. We kunnen de auto beneden in de verte zien staan dus Stijn is als eerste weg en daarna volgen Julius, Felix en Isis. Julius vertelt het verhaal van Isis en Osiris en totaal ongedwongen en relaxt dalen ze af. Pas als de beek overgestoken moet worden, wachten ze even op Robbert, maar ze vervolgen hun weg weer alleen. Het is een wonderlijk spektakel, dat ik van bovenaf gade sla en probeer vast te leggen met de telelens van het fototoestel. De foto’s zijn soms ware zoekplaatjes.
De weg naar beneden ging prima, maar ook de steile weg omhoog is geen probleem. Stijn heeft er zelf een filmpje van gemaakt. Op de terugweg gaan we nog langs de dubbelspaat groeve, want Isis kan het zich niet meer herinneren van vier jaar geleden. De wind is jammer genoeg nog niet gaan liggen. Bij terugkomst zijn er blij de tent nog goed staat, maar de tent staat wel een beetje open en dan blijkt dat een van de honden ons restje noedelsoep heeft verorberd. Dat is nou jammer… Maar niet getreurd, we halen heerlijke cheeseburgers en frietjes van de plaatselijke snackbar. Lekker hoor!
Felix en Julius besluiten om een nacht in de auto op de banken te gaan slapen. Zij hadden toch wel last van de herrie van het klapperende tentzeil en gelukkig zijn ze nog niet zo lang en dan slaapt zo’n bank best goed.
Het blijft natuurlijk lang licht en ik heb in tijden niet zoveel gelezen als in de afgelopen dagen. Het eerste boek (Ventoux, Bert Wagendorp) is uit en het tweede (Al wat schittert) beloofd ook weer veel goeds.